
Vorige maand is mijn moeder overleden. De afgelopen weken ben ik door een aaneenschakeling van heftige gebeurtenissen en een wirwar van emoties gegaan. Ik heb veel steun gekregen. Van mijn naasten, maar ook uit onverwachte hoeken van mensen die ik nauwelijks zie of spreek. Wat ik bijzonder vond in mijn contact met anderen was dat ik overal maskers af zag vallen. De filters gingen overboord. Bij mij, maar ook bij de mensen die naar me uitreikten. Of het nu met rake woorden, doorvoelde knuffels of gedeelde tranen was: al mijn interacties met anderen voelden echter.
Rouw delen is een bijzonder iets. Onuitgesproken verwachtingen, belemmerende gedachten, scripts die echt contact vaak in de weg zitten; het blijkt opeens niet meer belangrijk. Wat telt is wat je deelt met elkaar: herinneringen, verhalen, de veelheid aan emoties van het moment. Als iets me overeind heeft gehouden, dan is het hoe intens verbonden ik me heb gevoeld met al die verschillende mensen. Op de uitvaart eerden we het leven van mijn moeder en wie ze voor anderen was, in al haar facetten. Maar door radicaal ruimte te geven aan onze emoties, eerden we ook onze eigen én elkaars menselijkheid. Gelaagd, vaak tegenstrijdig en rommelig, altijd uniek.
Het woord radicaal gebruik ik niet toevallig. Het verlies van een dierbare is een heftige gebeurtenis. Iedereen snapt wat dat met een mens kan doen. Als ik aan iemand vertel dat mijn moeder onlangs is overleden, dan is de reactie haast automatisch en direct voelbaar: ruimte voor al mijn emoties, erkenning voor mijn volledige menselijkheid.